Donderdag
15.00 uur
Een heus cadeautje op de deurmat! Het nieuwe boek van Cis Meijer, Moordspel. Dank je wel, Cis! Ik heb er al over verteld in de klas. Een aantal leerlingen hebben Val of Verdoofd al gelezen. Ze reageren leuk. Een meisje is het boek al gaan halen.
16.00 uur
Kak, een drukfout. Pagina ondersteboven in het boek. Wat erg! Wat een grote fout! Och, die arme Cis. Hoe ga ik je dit vertellen?
16.15 uur
Dit kan toch geen fout zijn? Ik heb er gewoon buikpijn van. Dit was jou en de uitgever toch wel opgevallen? Dit kan gewoon niet.
16.25 uur
Hè, de paginanummering is wel goed. Die loopt door. En de titel is zowel gewoon als ondersteboven goed te lezen. Dan kan het dus geen fout zijn. Als ik verder blader, waarom bedenk ik dat nu pas, zie ik de rest van de tekst wel goed staan. Zou het er dan bij horen? Ik ga gewoon lezen. Ondersteboven.
16.30 uur
Ik giebel. Ondersteboven lezen is heel leuk.
16.35 uur
Cis, wat kun jij toch schrijven! Dit is nu al enorm spannend!
17.00 uur
Ik moet nog een opdracht afmaken. En het eten gaan voorbereiden.
17.30 uur
Ja, dat moet ik echt gaan doen.
17.40 uur
Wat kunnen docenten toch gemeen zijn. Als hechtingfiguur kun je grootse daden verrichten, maar ook schade aanrichten. Wat een verantwoordelijke baan heb ik toch. Jee. Kan ik die verplichting wel aan? Ik heb zelf op school gemist dat ik gezien werd, echt gezien. Docenten zagen mij als een blij meisje, maar ze zagen het verdriet in mijn ogen niet. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik een docent ben geworden die haar leerlingen ziet. Echt ziet. Althans, dat hoop ik. Zulke acties als De Beuker heb ik in ieder geval niet op mijn naam staan. De Beuker, goed bedacht, Cis. Hoe kom je aan de namen van je personages? Heb jij ook zo´n docent gehad?
21.00 uur
De kinderen liggen op bed. Eindelijk verder lezen.
21.30 uur
Mijn M3 zal hiervan smullen. Mijn M4 ook. Kan dit boek de literatuurlijst aan? Bij welk thema past dit? Hoe draagt dit boek bij aan de lees- en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen? Mmm, ik ga in discussie met mezelf. Dit vind ik nu al leuk aan dit boek. Het roept wat in mij op. Ben benieuwd naar het einde. Een boek en vooral een YA valt of staat met het einde.
22.00 uur
O, laat dit boek een kloppend einde hebben. Niet de voor de hand liggende dader.
22.10 uur
Niet een goed einde, dat kan niet. Zzz.
02.00 uur
Wakker. Lezen. Hij heeft t toch niet gedaan?
02.15 uur
Alsjeblieft, laat het hem niet gedaan hebben.
02.30 uur
Neeeeee, zou hij…? Dat kan toch niet?!
Vrijdag
7.00 uur
Ik moet plassen. Ik neem het boek mee, dan weet ik wat Robin gaat doen.
7.15 uur
Oeps, nog drie kids aankleden, tassen pakken en naar school fietsen. Ik zeg wel tegen de juf dat dat door jou komt, Cis. Een beter excuus dan ´mijn boek was te spannend´ is er niet. Haha, als mijn leerling dat zou zeggen, zou hij een boek cadeau krijgen.
22.00 uur
Eindelijk. Heeft ie het nou wel of niet gedaan?
22.30 uur
Mijn hemel, Cis, wat is er met je gebeurd? Ben je naar een schrijfschool gegaan? Nee, ik weet hoe druk je bent. Maar hoe kun je als schrijfster in zulke korte tijd zo gegroeid zijn? Wat is jouw schrijfgeheim? Dit is je derde boek. Met veel plezier hebben mijn leerlingen en ik Val en Verdoofd gelezen. Ik heb er zelfs een lessenserie bij gemaakt. Maar dit boek… Je onderscheidt je van andere YA crime schrijvers door je oog voor details, het prikkelen van de zintuigen, de verrassende wendingen, de karakterbeschrijvingen en -ontwikkelingen. Hoe ga jij te werk? Je bedankt in het nawoord je moeder, Ann Meijer, dramadocent en regisseur. Op welke manier heeft zij je geholpen?
Lieve Cis, dank je wel voor jouw boeken en met name dit boek. Je voegt in mijn ogen echt iets toe aan de boekenkasten van leerlingen. Ik hoop dat je een manier vindt om nog veel te blijven schrijven. Als juf vraag ik je dit. Als vriendin gun ik je de wereld.
Caroline
Donderdag, een uur of 00.30
Lieve Caroline,
Ik lees je brief en wil enthousiast bij elke regel antwoord geven. Net als in de bios wanneer je de held wil toeroepen: ´Doorlopen. Niet omkijken. Hij zit je op de hielen!´ En ik wil zeggen: ´Het is geen drukfout. Lees maar door.´ Een regel later zie ik dat je dat ook doet.
Een paar dagen voordat Moordspel uitkwam, holde ik mijn buurt-boekwinkel in. Daar zou alvast mijn boek liggen voor de meet & greet rondom Moordspel. Carel, de boekhandelaar haalde het eerste exemplaar uit een doos en terwijl ik met zijn vrouw praatte, opende hij nieuwsgierig mijn boek.
Hij bladerde erdoorheen en riep plots verschrikt: ´O nee!´ Hevig teleurgesteld fluisterde hij: ´Het is fout.´ Meteen klapte hij Moordspel dicht, alsof hij me wilde behoeden de fout te zien. Gelukkig kon ik hem geruststellen. De zogenaamde ´drukfout´ hoort bij de plot van het verhaal. Daar is juist over nagedacht.
Caroline, wat een mooi compliment: dat jij als lezer mijn boek meeneemt tijdens het plassen, om 7 uur ´s ochtends.
Hoe doe je dat, op dat tijdstip al scherp zijn? Ben je een ochtendmens of is het je liefde voor taal en verhalen waardoor er een radartje in je hoofd gaat draaien?
Ik zie je als een denktank. Een ideeënvrouw met veel positieve energie. Heerlijk dat je dat zomaar door wie je bent overbrengt op anderen, en op mij. Dank je wel daarvoor.
Ik heb ´s ochtends watten in mijn hoofd. ´s Avonds en ´s nachts niet. Dan opent er een luik in mijn hoofd en verdampen alle dagelijkse dingen. Helderheid en alertheid heb ik nodig om verhalen te kunnen verzinnen.
Hoe ik te werk ga?
Daar ben ik me niet altijd van bewust. In deze brief pluis ik dat uit. Misschien weet ik het als ik afsluit. Dit weet ik wel: Het begint bij een locatie, een uitgestippelde plot, en bij beeld. Hoofdstukken beginnen bij beeld.
Bij dat beeld zoek ik woorden.
Kan het zijn dat ik tijdens het schrijven tegelijkertijd een film afspeel in gedachten? Ik zie een beeld in geur en kleur voor me en zoek er tekst bij.
Is dat mijn startpunt?
Ik denk het.
En daarna?
Vanavond vraagt een thrillerauteur me mee te denken over zijn tekst. Hij kwam muurvast te zitten bij een ondervraging tussen agent en verdachte. Ik lees het hoofdstuk en beeld me vanaf de eerste zin in hoe de agent het huis in loopt. De bewoners zijn vriendelijk tegen hem en eigenlijk verloopt de scène soepel naar het einde. Ze drinken koffie. De agent ondervraagt de verdachte bewoner. Als een toeschouwer kijk ik naar ze, hoe ze daar zitten in die kamer. Ze zitten ontspannen. Te, naar mijn zin. De agent stelt vragen en krijgt meteen antwoorden. Het gaat te makkelijk. Ik mis spanning.
Zet een agent en een verdachte samen in een ruimte. Geef ze een dialoog, een tafel, een blocnote en potlood, een kop water en je hebt genoeg elementen om suspense te creëren. Met een klein detail schrijf je er al onrust in. Het kopje kan van tafel in stukken vallen. Het potlood kan een irritant schrapend geluid over het papier maken.
Door een vergrootglas kijk je naar iedere zin, ieder woord. Elke punt en komma. Je kijkt naar de kamer, en naar de gezichtsuitdrukkingen van de personages. Of naar de vlek op het jasje van de agent. Alles wat je beschrijft moet er toe doen. Geen overbodige woorden. Schrijven is schrappen. Schrijven is bouwen, herlezen en verbouwen.
Ik sleutel aan de zinnen. Zoek naar spanning binnen elke alinea. Spanning in de dialoog. Wat zeggen ze tegen elkaar? Soms werkt het beter wanneer niet alles letterlijk uitgesproken wordt. Ik verander een ´Ja.´ door een ´Misschien.´ Ze zeggen het ene, maar bedoelen het andere. De lezer moet voelen dat beide personages iets achterhouden. Mooi als de tekst gaat zinderen.
Ik kijk naar hun lichaamstaal. Met zijn nagel drukt de verdachte steeds kerfjes in zijn huid. Zie je wel, hij is zenuwachtig.
Show, don´t tell.
Die zin leerde ik van Mirjam Oldenhave, een van de docenten waar ik schrijfles van kreeg. Ik leerde technieken waar ik veel aan heb.
Soms liet ik na de opleiding regels los, omdat ik daardoor beter mijn eigen schrijfstijl kon vinden. Ik wil niet alles volgens de regels doen. Ik doe ook weleens ´´tell, don´t show´´. Maar niet te vaak. Dat haalt de vaart eruit. Zelf ben ik een traag lezer en ik moet aan mijn mouw meegetrokken worden in een boek. Mo Hayder kan dat goed. Vaak sla ik met ingehouden adem haar bladzijden om.
Vertel het onzichtbare, en wel zo dat ik ogen in mijn rug voel wanneer je schrijft dat je neuriënd, en op de tast, je schoenen onder je bed vandaan pakt. In die handeling kan het gevaar besloten liggen. En ook in alles wat niet gezegd en geschreven wordt, maar wel gevoeld. Ook daarin ligt voor mij de schoonheid van het schrijven. Het steeds opzoeken van een spanningsveld. Continu vraag ik me af: Wat gaat er gebeuren? En hoe schrijf ik dat op? Welke woorden werken sterk, in welk ritme?
Ik ben dus naar een schrijfschool gegaan. Nog steeds ga ik er een keer per maand naartoe om samen met schrijvers te praten over elkaars teksten. Er valt nog zoveel bij te leren. Over thematiek bijvoorbeeld. Over de meerdere lagen die je in een verhaal kunt aanbrengen. Hoe pas je dat toe? Lukt dat elke keer? Waarom niet? Hoe pak je iets de volgende keer dan aan? Leren, leren, leren.
We hebben geleerd hoe je elkaar opbouwende kritiek kan geven. Als ik mijn hoofdstukken meerdere keren gelezen heb, weet ik niet zeker meer of ze spannend genoeg zijn. Haten of waarderen anderen mensen mijn personages net als ik? Of ben ik de enige die dat bij ze voelt? Moet er nog wat meer peper en zout bij?
Met mijn moeder praat ik over soorten personages (archetypen) en over soorten drama´s en universele thema´s. Zij weet veel over theater. We hebben het over MacBeth of een ander toneelstuk van Shakespeare en bekijken waar verdriet en verscheurdheid vandaan kunnen komen. Hoe ontstaan gevoelens als jaloezie, haat, macht? Ze hebben altijd een vernietigend effect. Wat voor typen karakters zijn er? En kan ik daar elementen van gebruiken voor mijn ´slechterik´? Het is handig om voorbeeld-´personages´ te hebben. Een Assepoester, de boze stiefmoeder.
Mensen zijn nooit zwart-wit. In Moordspel wilde ik een dader neerzetten die gestoord is, maar je moet wel snappen waar dat vandaan komt. Mijn uitdaging was om de dader naast de slechte kant een tikje sympathie mee te geven. Dat je als lezer even denkt: ´Oh nee, wat een rotjeugd… zielig.´
Voor mij is het de kunst om een personage een achtergrond mee te geven, zonder daar erg over uit te wijden. De ene lezer pakt het op. De ander niet. Dat is oké. Ik wil niet te uitleggerig schrijven.
Als een jongere zegt: ´Ik hou niet van lezen´, daarna toch mijn boek aanpakt en hem met plezier in een ruk uitleest, vind ik dat te gek.
Toen ik klein was, was ik een binnenvetter. Ik vond vaak de woorden niet om het voor mezelf op te nemen. Of dat een thema in mijn boeken is weet ik niet. Maar het gaat me makkelijker af om over iemand te schrijven die van alles wil zeggen maar dat vervolgens niet kan of durft.
Laatst kwam ik niet uit een hoofdstuk. Hij voelde vlak, niet echt. Ik wist niet hoe de ´stem´ van de dader daar was. En hoe mijn hoofdpersoon moest reageren.
Ik las een stukje voor en gaf mijn moeder een kopie van de tekst. De bad guy reageerde niet heftig genoeg. Mijn moeder liep met ferme stappen op me af. Ze bleef vlak voor me stilstaan, kneep met haar ogen en prikte met haar vinger tegen mijn borst.
Ik speelde mijn hoofdpersoon. Van schrik begon ik lacherig te praten en ik stapte achteruit. En dat was precies wat er nog nodig was in die scène.
Door een dialoog na te spelen, of hardop uit te spreken voel je vaak beter hoe kwaad of nerveus iemand is. En of iemand moet stampvoeten of dat je hem juist lamgeslagen moeten laten staan..
De laatste nacht waarin ik aan Moordspel werkte, wilde ik het laatste hoofdstuk nog een keer scherp doornemen. Ik belde mijn moeder op. Ik had haar nodig als klankbord.
Twee uur ´s nachts, allebei laptop op schoot. Mobieltjes aan onze oren. Elke alinea nemen we door. Soms een beetje hakketakkend.
´Deze alinea kan weg,´ zei ze.
Ik: ´Weg?? Hoezo?´
Zij: ´Ze doet veel te koel tegen hem.´
Ik: ´Hallo, het is geen liefdesroman.´
Zij: ´Ze moeten elkaar zoenen.´
Ik: ´Belachelijk. Iedereen is erbij.´
Zij: ´Dan doe je het niet.´
Ik: ´Ja. Nee. Ik vind het echt belachelijk.´
Zij: ´Maar ze kan niet zomaar in slaap vallen. Dat slaat nergens op.´
Ik: ´Oké oké, ik ga ernaar kijken.´
Ik paste de laatste zin aan. Drukte op save en stuurde mijn manuscript naar de uitgeverij. Zo hield mijn moeder me op dat laatste moment scherp.
Om antwoord te geven op je vragen van 22.30 uur:
Waarin zit hem dat denk je, dat ik zo gegroeid ben in korte tijd? Ik denk dat iedere schrijver zo´n ontwikkeling doormaakt? Na elk boek bedenk ik hoe het beter kan, en wat ik nog kan en wil leren. Ik lees er artikelen over, en ik pas hetgeen ik wilde leren toe in het nieuwe manuscript.
Zo is het elke keer een uitdaging om mezelf te verbeteren. Maar of dat daadwerkelijk lukt… Ik weet het gewoon niet. Misschien is het goed om het niet te weten. Het zal ook zeker niet elke keer lukken. Elk verhaal is een avontuur.
In Moordspel had ik gruwelijk veel plezier in het schrijven vanuit het perspectief van de dader. Ik denk dat het plezier van het schrijven voelbaar is voor de lezer. Over de vervelende leraar schrijven vond ik lastiger. Want ik ken vooral leuke leraren. Maar ik heb inderdaad zelf ooit een lerares gehad die zich bizar gedroeg. Ze maakte misbruik van haar gezag. Je moest haar niet tegen je hebben, dan was je hele schooljaar een hel. De herinnering aan haar is het uitgangspunt geweest voor leraar De Beuker.
Jij miste het ooit om gezien te worden op school. Echt gezien te worden in alle facetten. Toen je zelf voor de klas ging staan, zette je dat om naar iets positiefs. Je zorgt ervoor dat jouw leerlingen zich gezien voelen.
Als kind vond ik het moeilijk om voor mezelf op te komen en hield me liever stil. Ik had de juiste woorden niet paraat. Dacht weleens dat ik er niet zo toe deed. Dat onzichtbare geworstel gebruik ik soms voor personages in mijn verhalen. Ze moeten iets overwinnen. Vaak ontdekken ze wie een moord heeft gepleegd. Maar ze overwinnen ook angsten of onzekerheden.
Het is mooi als een lezer dat herkent en beseft dat hij of zij zijn eigen stem mag hebben en dat hij goed is zoals ie is.
Ben ik er nu uit, weet ik wat mijn schrijfgeheim is? Ik ga dit stuk morgen teruglezen!
Liefs!
Cis
PS. Vrijdag 01:00. Het is nu de volgende nacht. Weet ik nu wat mijn schrijfgeheim is? In de brief schreef ik dat ik via beelden tot tekst kom. Die beelden kunnen overal vandaan komen. Uit films, de krant, kunst, uit wat ik meemaak, wat anderen meemaken.
Is dat het dan? Het voelt niet zo.
PS Zaterdag 00:58
Ik weet het nog steeds niet. Mijn schrijfgeheim is me een raadsel. Zou het gewoon mijn liefde voor taal en verhalen zijn? Waardoor er een radartje in mijn hoofd gaat werken wanneer ik begin te schrijven en ik dan allerlei opgeslagen momenten uit het leven voor me zie die ik verwerk tot een verhaal? En dat de tijd stil staat terwijl ik schrijf, schrijf, schrijf tot ´s morgensvroeg.